De kwelder is het bovenste deel van het zeeslikken dat begraasd kan worden. Deze vlakke natuurlijke vlakte met lage begroeiing wordt alleen bij vloed overstroomd door zout water.

De toponymie geeft aan dat schapenhouderij op grote schaal moet zijn beoefend op de Mer Blanche (Kermaout = Schapenboerderij / Kerboc'h = Geitenboerderij / Kerouanquen = Witte Lamsboerderij).

Het oppervlak lijkt perfect horizontaal, maar is het niet. De geul die meandert door echte meanders te vormen, is een verlengstuk van de slikke in de schorre.

Alle vertakkingen worden bij elk getij door de zee naar boven gebracht en de diepte van het kanaal is soms aanzienlijk. Verspreid over de kwelder liggen zeer ondiepe waterpoelen. Soms droog, dan tonen ze de klassieke uitdrogingspolygonen van de modder.

Minstens om de veertien dagen ververst de vloed het water daar.

Een heel leven (vissen, krabben, garnalen, plankton) vindt in deze vijvers in het voor- en najaar uitzonderlijke omstandigheden omdat het water daar warmer is dan op zee, zoals in de geul elders.

Aan de andere kant maakt de extreme hitte de omstandigheden voor dieren in de zomer erg moeilijk, vooral omdat verdamping het zoutgehalte van het water elke dag verhoogt.