Een stukje geschiedenis om de natuur, haar bijzonderheden en de noodzaak om haar te behouden te begrijpen...

Aan de voet van het koord, en meer nog sinds de aanleg van de scheepshelling voor de vissers, hoopt zich zand op aan de vooroever. In deze niet door de zee aangetaste sector heeft helmgras het duin gekoloniseerd in dichte bosjes.

Iets verder naar het westen werd over bijna een kilometer riprap gemaakt. Lange tijd hadden verschillende werken tevergeefs geprobeerd de erosie te stoppen.

Het duin, een fragiele ruimte

Net na de riprap heeft het duin nog een fragiel aanzien. Ondanks lichte bescherming zet het duin zijn terugtocht voort. Het vormt een abrupt front, in een min of meer ingestorte klif, waardoor erosie overheerst over accumulatie.

Naarmate men naar het westen vordert, wordt het front zachter en sluit het duin, beschermd door een vegetatierand, naadloos aan op het strand. In deze sector is het duin stabiel.

Dat betekent niet dat het niet beweegt, maar dat het profiel in balans blijft omdat het snoer blijft bewegen. Het werd langer (met ongeveer 100 meter tussen 1952 en 1963), en verminderde de breedte van de geul, het werd dunner en trok zich terug.

Plantensoorten

Onder de plantensoorten die op deze kusttong aanwezig zijn, bevinden zich laguria, enkele zandpapavers en zeekool.

De drie zandhaken aan de noordkant van het koord getuigen van de voortschrijdende aanleg van dit lange duin dat zich momenteel uitstrekt over bijna 4 km. Ze worden gevormd dankzij de deining die het uiteinde van het snoer omzeilt en markeren daarom de verschillende stadia van de vorming van dit spit.